dinsdag 6 april 2021

DE BUIZERD

 

Over vogels: de Buizerd (Buteo buteo)



Vliegbeeld


Als we de slechtvalk (zie mijn post van
24-03-2021) vanwege zijn snelle vlucht, (in duikvlucht tot 390 (!) km per uur), de Ferrari onder de roofvogels kunnen noemen, dan is de buizerd een dieseltje. Hij kan namelijk heel lang bijna onbeweeglijk op een paaltje zitten, om van daaraf neer te vallen op een voorbijkomende muis die een verkeerde afslag nam.

Een buizerd verspeelt ook weinig energie als hij zijn jachtgebied verkent. Rustig wiekend en soeverein bekijkt hij wat er ver beneden hem zoal gebeurt. Verder vindt hij het niet erg om aas te eten als de jacht niet goed uitvalt.


 


September 2017 heb ik vanuit een observatie-hut in Noord-Brabant buizerds gefotografeerd. 

’s Morgens, zo vroeg mogelijk, begeef je je langs een onopvallende route naar de ingang van de hut. Zelf gezeten in het donker, kijk je uit over een vijver. Op nog geen meter of tien, op een boomstronk juist achter de vijver, heeft de exploitant van de observatie-hut als lokaas een dode duif vastgemaakt, die hij eerder die morgen bij een bevriende duivenmelker heeft opgehaald. 

In de hut begint het wachten; de sensatie van de jacht maakt zich meester van je. Wanneer zal de buizerd zich gaan vertonen…? Soms duurt dat meer dan twee uur, maar je verveelt je niet. Allerlei klein grut, zoals vinken, kool- en pimpelmezen, winterkoninkjes en een bonte specht, komt langs voor een drinkpauze aan de vijver. De dag dat onze vogelaarsgroep de hut bezocht, kwamen er twee verschillende buizerds, een adulte en een jonger lijkende vogel, op het aas af. We konden ze prima fotograferen.   


 


Buizerds gefotografeerd vanuit de observatie-hut.

De donkere vogel op de prooi, (het lokaas).

 

(Foto’s: J. v.d. Marel)

CAFÉ-RESTAURANT "DE NACHTEGAAL"

 De kleine wereld achter een suikerzakje (2)
 

Op zolder kwam ik een oud suikerzakjesalbum tegen en kreeg een idee.

Zo’n suikerzakje is een stille getuige van een voorbijgegane wereld. Als ik nu eens beelden die dit bij mij oproept vastleg, een serie van die zakjes scan en in blog-posts verwerk. Zo gezegd, zo gedaan.



I
n de tweede helft van de jaren vijftig bezochten mijn ouders met hun jonge gezin af en toe café-restaurant De Nachtegaal. Deze uitspanning bevond zich even buiten de bebouwde kom van Noordwijk-Binnen aan de weg naar Noordwijkerhout. Wij, kinderen, gingen er graag heen, omdat er een ruime, qua toestellen gevarieerde speeltuin was. De speeltuin werd beheerst door een grote, gevaarlijke gezinsschommel, die heel traag op gang kwam, maar eenmaal in beweging veel kracht van volwassenen vergde om hem weer tot stilstand te kunnen brengen. We hadden er een abonnement op (gelukkig) kleine ongevallen: altijd was er wel één van de kinderen die een oplawaai van een verdwaalde schommel kreeg of van de wip afkukelde.


Rond het gebouw stonden een paar paaltjes met bijzondere kijkkastjes, die hoogst-waarschijnlijk nog van voor de oorlog dateerden. Als je er een stuiver indeed en een slinger aan een hendeltje gaf, kon je naar een superkort filmpje van Charlie Chaplin kijken. De rolprent was een waaier van fotootjes, opeenvolgende ‘stills’ uit een film zouden we tegenwoordig zeggen, die snel achter elkaar naar beneden vielen, wat de indruk van bewegend beeld gaf. In feite kenden we dit effect al. Als je op een klein notablokje, in het midden van elke blaadje, aan de onderkant hetzelfde gezichtje tekende met geleidelijk wisselende gezichtsuitdrukking en de blaadjes tussen duim en wijsvinger snel weg liet lopen, had je je eigen tekenfilmpje. 

 

’s Zomers zaten we bij De Nachtegaal, geplaagd door wespen, op het immer stoffige terras en dronk mijn vader er een glas jus d’orange. Hij kon absoluut niet tegen alcohol; hij werd al wankel ter been als hij een leeg bierglas zag staan. Mijn moeder genoot van een vruchtensorbet dat in een drinkglas werd geserveerd met een rietje en lange lepel. Volgens mij zaten er gewoon een paar schepjes cocktail van Del Monte en een scheutje limonadesiroop in het ijs. De kinderijsjes waren getooid met fragiele parasolletjes; je ziet ze tegenwoordig ook nog wel. Net als kinderen van nu, namen we ze na afloop mee naar huis. Ze gingen dikwijls al stuk in de auto. Dit kwam doordat het parasolletje uit verveling te vaak en te hard in- en uitgeklapt werd.

 

Uit het archief van de Leidse kranten

Voor de oorlog was De Nachtegaal al een bekende thee- en speeltuin. Volgens de overlevering zou er op die plek al in de negende eeuw een pleisterplaats zijn geweest. 

Van 1952 tot 1967 werd de Nachtegaal uitgebaat door de familie Geerlings. De heer C.P. Geerlings was tevens eigenaar. Einde 1967 deed de oude heer Geerlings het beheer van de horecagelegenheid over aan de firma Heineken, die er tot 1981 diverse zetbazen plaatste.

In die periode ging het aanzien van de Nachtegaal achteruit. Het dieptepunt kwam in het najaar van 1981, toen er een schietpartij op het etablissement plaatsvond. Twee maanden later, in december 1981 werd het nog erger. Er was een felle uitslaande brand die het café in de as legde. Na de brand zegde Heineken het contract op.Vier jaar lang kon men vanaf de openbare weg de geblakerde bouwval zien staan, tot in 1985 zoon Kees van de familie Geerlings de Nachtegaal enigermate in oude glorie herstelde. De formule van het horecabedrijf werd aangepast. Er kwam geen speeltuin, omdat dat geen ‘trekker’ meer was. Het restaurant kwam ook niet meer terug. Binnen waren vijftig zitplaatsen en een biljart. De nieuwe Nachtegaal had vooral de functie van bar-discogelegenheid.

Regelmatig traden er ook bands op en vonden er kleine toneelvoorstellingen plaats. Uiteindelijk bleek het niet mogelijk de zaak draaiende te houden, gezien de concurrentie door moderner horecazaken. In het najaar van 1999 houdt de Nachtegaal, die vele eeuwen pleisterplaats voor dorstige reizigers was geweest, op te bestaan.

DE VANGUARD

 


De eerste auto van mijn ouders

 

Begin jaren vijftig gebruikte mijn vader voor woon-werkverkeer nog de ‘stoomfiets’, zoals hij zijn motorfiets noemde. Maar pa, niet echt een motorrijder, was meer op comfort gesteld.

Zodra het een beetje kon lijden, werd de motor ingeruild voor een auto. Het werd een tweedehands Standard Vanguard, een middenklasser, een Engels merk dat in de jaren zestig is verdwenen. Er zat geen kachel in; die moest hij in laten bouwen. Vanguard betekent voorhoede. ‘Je spreekt ’t uit als “fenker” ’, zei moeder die dit had opgepikt uit het verhaal van de verkoper, die er kennelijk eigen Engelse uitspraakregels op nahield.

De naam was een voorteken, niet zo verrassend in dit geval: de auto werd de eerste in een lange reeks van personenwagens die nog zouden volgen. ‘Hij kan wel honderdvijfentwintig’, zei pa, die overigens zelden boven de tachtig reed, een beetje opschepperig.

Vaag herinner ik mij een zomers uitstapje naar de Efteling met de Vanguard (wij gebruikten alleen de typeaanduiding, zeg nu zelf, Standard is geen naam voor een automerk). Opoe en opa gingen ook mee en ik zat tussen pa en ma op de ongedeelde voorbank. Mijn jongere broer, een peuter nog, zat gewoon bij moeder op schoot en mijn zus achterin tussen mijn grootouders. Veiligheidsgordels waren er nog niet.

 

Na een poosje ontwikkelde mijn vader een geconditioneerde reflex. Als hij onverwacht hard moest remmen, strekte hij zijn rechterarm naar rechts uit voor de mede-inzittenden op de voorbank om te voorkomen dat zij met het hoofd tegen de voorruit kwamen. Het grappige was dat hij dit ook automatisch deed als er zakenrelaties naast hem zaten, die hierdoor verrast werden en lacherig reageerden. Voor kennissen of familieleden die nog nooit in een auto hadden gereden en een ritje meemaakten, had pa een geintje in petto waarmee hij vrijwel altijd succes had: vlak voordat hij onder een viaduct door reed, gaf hij luid het commando ‘bukken!’. 

 

Onze Vanguard, een blauwgrijze auto met een ietwat bolle carrosserie en nerveus oplichtende richtingaanwijzers die nog aan de zijkanten uit de raamtussenstijl naar buiten klapten, was na een jaar of twee alweer uit beeld. ‘Hij zoop niet alleen benzine, maar ook olie’, merkte mijn vader hierover later eens op. Hij vertrouwde de Vanguard niet meer toen tijdens het rijden de stuurstang brak. Gelukkig reed hij op dat moment langzaam en gebeurde er verder niks. Toen de wagen stilstond en hij uitgestapt was, was het curieus te zien dat de voorwielen allebei eigenwijs naar buiten gericht waren.  

 

VOGEL VAN DE MAAND

  Pestvogel ( Bombycilla garrulus ) Wat een akelige naam voor zo'n mooie vogel! Dat dacht ik toen ik de vogel voor het eerst zag. In de...